Gepost

2015/01/06

Als ik één quote het afgelopen jaar vaak voorbij heb zien komen, is het wel William Gibson’s “The future is already here — it's just not very evenly distributed”. Als dit ergens voor waar is, dan geldt dit wel voor de opkomst van het Internet der Dingen. De essentie van het Internet der Dingen is dat sensoren gegevens registreren en via een netwerk verzenden naar een centrale computer die deze gegevens opslaat en verwerkt. Als die sensor bijvoorbeeld aan een machine vastzit en bijvoorbeeld de mate van activiteit registreert (laten we het even simpel houden), kan deze informatie gebruikt worden om slimmer onderhoudswerkzaamheden te plannen. Door minder vaak, maar wel op het juiste moment, een onderhoudsmonteur op de machine af te sturen, worden onderhoudskosten beperkt en is de machine optimaal actief.

Hoe meer data je verzamelt, hoe meer waarde je kan realiseren. Maar je hebt dan ook te maken met de wet van de afnemende meeropbrengst. Waar de eerste slag met het Internet der Dingen op goed geselecteerde doelen een optimalisering van tientallen procenten kan opleveren, is een dergelijke optimalisering allerminst vanzelfsprekend, zeker niet als je naar een tweede generatie-oplossing gaat zoeken. De winsten gaan dal snel naar enkele procenten of zelfs maar een paar promille. Een dergelijke optimalisering kan zeer interessant zijn, maar dan moeten de bijkomende kosten erg laag zijn. Met andere woorden: de business case spreekt lang niet altijd voor zich.

Nu zijn de kosten van het bouwen van Internet der Dingen-oplossingen de laatste tijd zeer sterk afgenomen. Sensoren, bandbreedte, opslag, verwerking en analyse, maar ook robottechnologie zijn zeer goedkoop geworden en indien gewenst eenvoudig en flexibel toegankelijk dankzij de cloud. Door de lagere kosten, maar ook doorbraken op batterijgebied, neemt het aantal business cases logischerwijs sterk toe. Terwijl in de jaren negentig bijvoorbeeld de olie-industrie machine-to-machine oplossingen (zo noemden we dat tot voor kort) stevig omarmde, bleek de RFID-chip (de huidige vorm is al in de jaren ‘60 geïntroduceerd en voor het eerst ingezet bij C&A in detectiepoortjes) in het vorige decennium simpelweg te duur om de wereld te veroveren. Het gevolg: die beloofde intelligente koelkast is er nou nog steeds niet!

Maar aangezien de technologie gaandeweg aanzienlijk goedkoper wordt en we steeds meer leren over hoe we van grote hoeveelheden data waardevolle informatie kunnen maken, zien we dat de toekomst van het Internet der Dingen de laatste jaren op steeds meer zichtbare plaatsen is gaan opduiken: het beheer van kantoorapparatuur, slimme energiemeters, slimme televisies, slimme huisbewakingssystemen, slimme telefoons (of zijn dat draagbare computers?), slimme lampen, enzovoorts. En er wordt hard gewerkt aan slimme auto’s, slimme steden, slimme wegen, slimme gebouwen, slimme winkelcentra, besturingssystemen voor slimme huizen, gezelschapsrobots, zorgrobots, bezorgdrones, kookrobots en ga zo maar door. De komende jaren lijkt de Internet der Dingen-toekomst dus door te breken in vooral de zorg en de thuisomgeving, maar zullen we in steeds meer sectoren zaadjes uit de Internet der Dingen-toekomst zien ontspruiten, waarbij de impact op de dynamiek binnen deze sectoren soms klein (optimalisatie) en soms groot (ontwrichting) zal zijn. 

Hoe dat precies gaat verlopen, is moeilijk te voorspellen. “The future is not google-able” is een toepasselijke andere, wat minder bekende quote van Gibson. Ook de toegedichte vrijwel magische machten van Big Data en predictive analytics, doen in feite niet meer dan het extrapoleren van het verleden naar de toekomst. Het lijkt echter onvermijdelijk dat het Internet der Dingen de wereld om ons heen ingrijpend zal gaan veranderen. En hoewel het soms heel snel lijkt te gaan, gaat het tegelijkertijd ook heel geleidelijk. Eén uitdaging ligt op het vlak van beveiliging, een andere op het vlak van privacy. Maar de grootste uitdaging bestaat uit het aan elkaar kunnen knopen van al die slimme dingen. Misschien dat Samsung alle slimme apparaten in je huis wil maken, maar niemand wil zich gedwongen tot Samsung beperken. En hoewel er dan wel weer Apple fans zijn die best een Applehuis zouden willen hebben: Apple zal niet snel een koffiezetapparaat of wasdroger gaan maken. Pas als de connectiviteit en communicatie net zo gestandaardiseerd zijn als de stroom uit het stopcontact, zal het Internet der Dingen tot ontwrichting leiden en onze wereld echt ingrijpend gaan veranderen. Zo ver zijn we nog lang niet, zeker niet in 2015. Tot die tijd blijven veel business cases een behoorlijke uitdaging.